loc 2200/2300

De NS-locserie 2200 is een serie dieselelektrische locomotieven die vanaf 1955 werd ingezet door de Nederlandse Spoorwegen. De eerste 100 locomotieven werden in opdracht gegeven bij aannemer Heemaf te Hengelo, die het mechanische deel uitbesteedde aan Allan te Rotterdam, de dieselmotoren aan Stork en de elektrische installatie zelf produceerde. De 2301-2350 werden tegelijkertijd geleverd door het Franse samenwerkingsverband MTE, bestaande uit de fabrieken Creusot-Loire (mechanisch) en Jeumont-Schneider (elektrisch). Deze 150 locs werden tussen 1955 en 1958 in dienst gesteld.
Met een maximumsnelheid van 100 km/h waren de 2200'en niet alleen geschikt voor de goederendienst, maar konden zij ook worden ingezet voor reizigerstreinen, dit echter zonder treinverwarming.Tussen 1970 en 1987 werden de 2200-en ingezet in treinen bestaande uit vier rijtuigen Plan E en een extra energiewagen voor de treinverwarming. Aan beide einden van de trein bevond zich een 2200, zodat er een trek-trek trein ontstond. Deze inzet op baanvakken in het noorden en oosten van het land was het gevolg van een tekort aan dieseltreinstellen
Zij waren lange tijd de sterkste diesellocomotieven die de NS bezat, dit tot de komst van de 6400-en vanaf 1988. Zij werden dan ook veelvuldig ingezet voor zware goederentreinen en konden gekoppeld worden ingezet tot een combinatie met vier stuks toe.
De 2200-en werden op het laatst nog gebruikt voor rangeerdiensten in de omgeving van Rotterdam en Kijfhoek. Zij werden in hun laatste jaren ook ingezet op het eilandbedrijf te Zeeuws-Vlaanderen (alleen via België te bereiken) waar zij de locs serie 600 aflosten.
Bij aflevering waren de loc’s roodbruin geschilderd. Vanaf 1971 werd een deel overgeschilderd in de nieuwe huisstijlkleuren geel-grijs. Circa twintig locs zijn tot hun sloop roodbruin gebleven. In 1995 werd één loc (2384) bij revisie overgeschilderd in het rood van het voormalige NS Cargo.
Voor de grensbaanvakken werden 25 locomotieven (2201-2225) voorzien van een middenfrontseinlamp, zoals voorgeschreven in Duitsland. 25 locomotieven, verdeeld over de serie, waren voorzien van ATB. Op een gegeven moment zijn deze locomotieven vernummerd naar 2201-2225, waarbij genoemde lamp op deze locomotieven werd geplaatst.
Enkele 2200-en werden bewaard voor museumdoeleinden: waaronder de 2215 en 2264 bij het Nederlands Spoorwegmuseum en de 2203, 2207, 2233 en 2299 bij de VSM
(Bron tekst: Wikipedia)
Met een maximumsnelheid van 100 km/h waren de 2200'en niet alleen geschikt voor de goederendienst, maar konden zij ook worden ingezet voor reizigerstreinen, dit echter zonder treinverwarming.Tussen 1970 en 1987 werden de 2200-en ingezet in treinen bestaande uit vier rijtuigen Plan E en een extra energiewagen voor de treinverwarming. Aan beide einden van de trein bevond zich een 2200, zodat er een trek-trek trein ontstond. Deze inzet op baanvakken in het noorden en oosten van het land was het gevolg van een tekort aan dieseltreinstellen
Zij waren lange tijd de sterkste diesellocomotieven die de NS bezat, dit tot de komst van de 6400-en vanaf 1988. Zij werden dan ook veelvuldig ingezet voor zware goederentreinen en konden gekoppeld worden ingezet tot een combinatie met vier stuks toe.
De 2200-en werden op het laatst nog gebruikt voor rangeerdiensten in de omgeving van Rotterdam en Kijfhoek. Zij werden in hun laatste jaren ook ingezet op het eilandbedrijf te Zeeuws-Vlaanderen (alleen via België te bereiken) waar zij de locs serie 600 aflosten.
Bij aflevering waren de loc’s roodbruin geschilderd. Vanaf 1971 werd een deel overgeschilderd in de nieuwe huisstijlkleuren geel-grijs. Circa twintig locs zijn tot hun sloop roodbruin gebleven. In 1995 werd één loc (2384) bij revisie overgeschilderd in het rood van het voormalige NS Cargo.
Voor de grensbaanvakken werden 25 locomotieven (2201-2225) voorzien van een middenfrontseinlamp, zoals voorgeschreven in Duitsland. 25 locomotieven, verdeeld over de serie, waren voorzien van ATB. Op een gegeven moment zijn deze locomotieven vernummerd naar 2201-2225, waarbij genoemde lamp op deze locomotieven werd geplaatst.
Enkele 2200-en werden bewaard voor museumdoeleinden: waaronder de 2215 en 2264 bij het Nederlands Spoorwegmuseum en de 2203, 2207, 2233 en 2299 bij de VSM
(Bron tekst: Wikipedia)