MAK DE 6400
De MaK DE 6400 (DE staat voor dieselelektrisch) ofwel serie 6400 is een serie diesellocomotieven, gebouwd door MaK (Vossloh) voor de Nederlandse Spoorwegen (NS), voor het goederenvervoer. Na de opsplitsing van NS in 1995 zijn alle 6400'en overgegaan naar NS Cargo (nu: Railion) waarbij locs hun oude nummer behielden. Een deel van de locs heeft zijn oorspronkelijke geel-grijze NS-kleurencombinatie ingewisseld voor de rode kleurstelling van NS Cargo of Railion. Een paar locs zijn in 2006 overgespoten in de kleurstelling van spooronderhoudsbedrijf Railpro. In 1985 bestelde NS 60 locomotieven voor de vervanging van de uit de jaren '50 stammende series 2200/2300 en 2400/2500. In 1989 volgde een vervolgserie van nog 60 locomotieven.
De locomotieven worden dieselektrisch aangedreven, en waren de eerste Nederlandse locomotieven met draaistroommotoren. Tot 4 locs kunnen gecombineerd (multiple geschakeld) rijden, voor het trekken van zware goederentreinen.
Het ontwerp is gebaseerd op de 'toonbankloc' van MaK, de MaK DE 1002. Ze zijn langer dan dit type, omdat er ruimte nodig was voor de ATB en een hulpdieselmotor, die elektriciteit opwekt om de batterijen op te laden. De elektriciteit van deze batterijen wordt onder andere gebruikt om het koelwater van de motor op temperatuur te houden. Hierdoor hoeft de hoofdmotor minder lang stationair te draaien om op bedrijfstemperatuur te komen. Ook is er meer ruimte nodig voor de draaistellen, omdat die door de toepassing van de blokkenrem groter zijn. Door de grotere lengte kon de cabine ruimer uitgevoerd worden. De cabine staat 110 mm hoger dan bij het voorbeeld, zodat de machinist royalere zichtlijnen heeft. Hierdoor werd het tevens mogelijk de batterijen onder de vloer van de cabine onder te brengen, wat een betere bereikbaarheid tot gevolg had.
In de loop van 1986 zijn door NS in de fabriek van MaK praktijkproeven gedaan met de cabine, om de zichtlijnen te beproeven, en om te controleren of de machinist wel binnen het omgrenzingsprofiel blijft, wanneer hij uit de cabine leunt. Hiertoe is een aantal machinisten naar de fabriek gereisd.
De dieselmotor is afkomstig van MTU. Van de eerste serie van 60 zijn 20 draaistellen door MaK gefabriceerd, en voor 50 locs door RMO in Amsterdam. Deze draaistellen hebben een grotere radstand, omdat de conventionele blokkenrem is toegepast, in tegenstelling tot het voorbeeld. Voor de loc is een speciale stoel ontworpen die niet alleen naar voren en naar achteren geschoven kan worden, maar ook dwars gekanteld kan worden, met het oog op het door het raam naar buiten leunen, o.a. bij het rangeren.
Een aantal van deze locomotieven heeft extra apparatuur voor de gebruikte treinbeïnvloeding in België en Duitsland om in deze landen te worden toegelaten, dit zijn de zogenaamde Vlaamse Reuzen en Duitse Herders.
Uiterlijk hebben de locs veel weg van de Belgische locserie HLR 77, die van dezelfde fabrikant is. Deze serie heeft echter een diesel-hydraulische aandrijving, en niet diesel-electrisch.
(Bron tekst: Wikipedia)
De locomotieven worden dieselektrisch aangedreven, en waren de eerste Nederlandse locomotieven met draaistroommotoren. Tot 4 locs kunnen gecombineerd (multiple geschakeld) rijden, voor het trekken van zware goederentreinen.
Het ontwerp is gebaseerd op de 'toonbankloc' van MaK, de MaK DE 1002. Ze zijn langer dan dit type, omdat er ruimte nodig was voor de ATB en een hulpdieselmotor, die elektriciteit opwekt om de batterijen op te laden. De elektriciteit van deze batterijen wordt onder andere gebruikt om het koelwater van de motor op temperatuur te houden. Hierdoor hoeft de hoofdmotor minder lang stationair te draaien om op bedrijfstemperatuur te komen. Ook is er meer ruimte nodig voor de draaistellen, omdat die door de toepassing van de blokkenrem groter zijn. Door de grotere lengte kon de cabine ruimer uitgevoerd worden. De cabine staat 110 mm hoger dan bij het voorbeeld, zodat de machinist royalere zichtlijnen heeft. Hierdoor werd het tevens mogelijk de batterijen onder de vloer van de cabine onder te brengen, wat een betere bereikbaarheid tot gevolg had.
In de loop van 1986 zijn door NS in de fabriek van MaK praktijkproeven gedaan met de cabine, om de zichtlijnen te beproeven, en om te controleren of de machinist wel binnen het omgrenzingsprofiel blijft, wanneer hij uit de cabine leunt. Hiertoe is een aantal machinisten naar de fabriek gereisd.
De dieselmotor is afkomstig van MTU. Van de eerste serie van 60 zijn 20 draaistellen door MaK gefabriceerd, en voor 50 locs door RMO in Amsterdam. Deze draaistellen hebben een grotere radstand, omdat de conventionele blokkenrem is toegepast, in tegenstelling tot het voorbeeld. Voor de loc is een speciale stoel ontworpen die niet alleen naar voren en naar achteren geschoven kan worden, maar ook dwars gekanteld kan worden, met het oog op het door het raam naar buiten leunen, o.a. bij het rangeren.
Een aantal van deze locomotieven heeft extra apparatuur voor de gebruikte treinbeïnvloeding in België en Duitsland om in deze landen te worden toegelaten, dit zijn de zogenaamde Vlaamse Reuzen en Duitse Herders.
Uiterlijk hebben de locs veel weg van de Belgische locserie HLR 77, die van dezelfde fabrikant is. Deze serie heeft echter een diesel-hydraulische aandrijving, en niet diesel-electrisch.
(Bron tekst: Wikipedia)